Ontdekkingsreiziger, schrijver, fotograaf én bioloog Arita Baaijens vertelt onder meer over haar zoektocht te paard naar het paradijs in de Altaibergen, Siberië. De meest opzienbarende vondsten, ontdekte ze, zijn altijd het resultaat van toeval en gebeurtenissen die je niet kunt plannen. Wellicht dat dit inzicht ook helpt bij de visieontwikkeling voor de Boschplaat.
Aards paradijs. Na bijna twintig jaar zwerven door Afrikaanse woestijnen, vertrekt Arita Baaijens naar het Altaigebergte in het zuidwesten van Siberië. Hier zou het legendarische Shambhala te vinden zijn; een aards paradijs. Onvermoeibaar trekt ze te paard door bergen en wouden. Onderweg ontmoet ze biologen, sjamanen en profeten, maar het paradijs blijft onvindbaar. Ze raakt wel geïntrigeerd door het geloof van lokale bewoners in bezielde natuur. Hoe beïnvloeden landschap en geest elkaar? Hoe onderscheid je daarbij fantasie van werkelijkheid?
Ontregelen. Ze gaat op onderzoek uit. De antwoorden ontregelen eerder dan dat ze geruststellen. Heeft de moderne mens wezenlijk andere behoeften dan een volk dat in mythen gelooft? Wat maakt hem zo uitzonderlijk dat hij zich gescheiden weet van zijn omringende wereld? “Als je taal vervangt door ‘tekens’ en het denkproces omschrijft als het ‘doorgeven van informatie’, dan gebeuren er spannende dingen. Als bioloog en agnost geloof ik niet in bovennatuurlijke krachten, maar het intrigeerde me dat in Siberië een heel volk verschijnselen waarnam die mij ontgingen. Ik moest dat onderzoeken. Maar hoe? Zonder harde feiten of een leugendetector is het lastig fantasie van werkelijkheid te onderscheiden. De ‘mission impossible’ vroeg om een Indiana Jones-aanpak. Toevallig mijn specialiteit.”
Natuurbeeld. Ze ontdekte dat mens en natuur niet wezenlijk van elkaar verschillen. Belangrijker was het besef dat ideeën, concepten en theorieën zijn gebonden aan plaats, tijd en cultuur en binnen die context moeten worden begrepen. “De moderne wetenschap, het vlaggenschip van onze westerse cultuur, wortelt in het Verlichtingsdenken. Ons natuurbeeld is westers georiënteerd en dat is prima, zolang onze manier van de wereld beschrijven maar niet aan andere culturen wordt gepresenteerd als het enige waardenvrije en boven de partijen staande kennissysteem.” Zo komt ze na enige tijd tot het besef dat het gebied eigen wordt. En dat ze een onverwacht bezoek van anderen – in haar ogen buitenstaanders – als zeer ergerlijk ervaart en haar zelfs kwaad maakt.
Plek vinden. Haar verblijf in Siberië leerde haar dat het eigenlijk niet uitmaakt of een berg of bos nou wel of niet denkt. Wat er toe doet is wat een mens gelooft. En welke aspiraties een samenleving heeft. Stilstaan en voelen hoe de aarde draait. Weten waar je vandaan komt. Een relatie aangaan met je omgeving. Dat alles helpt je een plek te vinden in systemen die de menselijke maat ontstijgen. “Je plek kennen en gekend worden door de plek; het is van wezenlijk belang voor de toekomst die we onze kinderen meegeven. Het maakt immers uit of het kind opgroeit in de wetenschap dat het bos een levend wezen is met een zelf of ziel, of dat het toekomstig brandhout ziet groeien. In het eerste geval groeien bos en kind samen op. In het laatste geval zullen de bomen op zeker moment worden geveld.”